Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Welker [4]versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, [bestaande] in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; 4. Dat is, haar voornaamste versiersel zij, want Paulus, 1 Tim.2:9, laat ook een eerbaar of sierlijk gewaad de vrouwen toe; maar Petrus bestraft hier alle onmatige en al te overdreven versieringen, waartoe het vrouwelijk geslacht dikwijls genegen is, en alle hovaardij en trotsheid in de gewone en anderszins geoorloofde versiering.